EEN COLLECTIE DIE AANDACHT BESTEEDT AAN 3 ASPECTEN
KUNST, GESCHIEDENIS EN TECHNIEK
GESCHIEDENIS
DE GROTE MIJLPALEN IN DE GESCHIEDENIS VAN HET GLAS: HET ONTSTAAN
Alles begint in het bronzen tijdperk wanneer sedentaire volkeren zich toeleggen op het maken van werktuigen die hun leven gemakkelijker maken: zo ontstaan de kunst van de steenbewerking, keramiek en metaalbewerking. Aan het einde van het vijfde millennium ontdekken ze bij toeval en door de wispelturigheid van het fenomeen vuur dat bepaalde minerale samenstellingen kunnen verglazen. Ze gebruiken de glanzende en waterdichte glazuurlaag die zo ontstaat om er stenen voorwerpen of aardewerk mee te overdekken.
Slechts korte tijd daarna, in het midden van het derde millennium, verschijnen de eerste volledig verglaasde voorwerpen in een regio die een ver ontwikkelde cultuur kent: in Mesopotamië (Irak – Noord-Syrië). Er resten ons slechts weinige overblijfselen uit deze tijd, vóór de echte ontwikkeling van deze kunst in de 15de eeuw voor onze jaartelling plaatsvond. Toen verschenen de eerste recipiënten die dankzij rudimentaire giet-technieken tot stand kwamen. Door het gebruik van glasmozaïek ontstonden polychrome voorwerpen.
De overblijfselen
Bijna tien eeuwen van de geschiedenis van het glas worden weergegeven door slechts een kleine hoeveelheid voorwerpen – parels, amuletten, cilindrische zegels …- die met beperkte middelen werden gegoten en met steenbewerkersgereedschap werden verfijnd.
Bij gebrek aan specifiek gereedschap en specifieke technieken speelt de kunst van de steenbewerking, de keramiek en de metaalbewerking, die immers al een bepaald ontwikkelingsniveau bereikt had, een belangrijke rol in de ontwikkeling van het bak-, modelleer- en decoratieproces en in het ontstaan van vormen en stijlen.
De oude glasbewerkers streven ernaar om zowel in het materiaal alsook door de bewerking ervan edelstenen en halfedelstenen (turkoois, kornalijn, jaspis, …) na te bootsen: afgezien van eigenschappen die te maken hebben met de technische kennis en de bewaring van de gemaakte werken, mag het dus niet verwonderen dat de meeste oude voorwerpen min of meer ondoorschijnend en rijkelijk gekleurd zijn.
De eerste recipiënten
De oudste recipiënten werden gevormd op een mal. Deze techniek werd vernieuwd tegen het midden van de 16de eeuw vóór onze jaarteling en zal de meest toegepaste techniek blijven tot het glasblazen zal worden uitgevonden in de 1ste eeuw vóór onze jaartelling.
De glasbewerker vormt een kern rond een metalen schacht. Die stemt overeen met de binnenkant van het object en wordt met warm glas omwikkeld.
Daarna koelt het stuk af en wordt de mal eruit gehaald. Door de warmte is die bros geworden.
Zo maakte men kleine flacons met een rechte hals. Die hadden aan de binnenkant allemaal een ruw oppervlak. Dat kwam door de korrelige afdruk die de mal achterliet.
Mozaïekglas
Omstreeks het midden van de 15de eeuw vóór onze jaartelling slagen de glasbewerkers erin om open vormen te maken (platen, bekers en kommen) met behulp van glazen mozaïekplaatjes.
Stukken ondoorschijnend gekleurd glas of veelkleurige staven werden op een schijf tot een bonte puzzel samengevoegd en door gebruik van warmte aan elkaar vastgehecht.
De zo gevormde glazen plaat kon daarna, na verhitting, de vorm aannemen van een mal (bekers) of ook van een ronde vorm (kommen).
Dit procedé bood vele mogelijkheden en leidde later tot talrijke varianten die onder de algemene term mozaïekglas worden samengevat.
DE GROTE MIJLPALEN IN DE GESCHIEDENIS VAN HET GLAS: DE UITVINDING VAN HET GLASBLAZEN
De uitvinding van het glasblazen in het midden van de 1ste eeuw vóór onze jaartelling gebeurde waarschijnlijk in Syrië. Dit betekende een geweldige evolutie voor de productiemethodes en het repertorium aan vormen en decoraties.
Nu wordt het mogelijk om stukken met grotere afmetingen te maken, en ook vlugger; het ambacht van de glasbewerking wint aan belang en verspreidt zich zeer snel in alle gebieden van het Romeinse Keizerrijk.
In de 3de en 4de eeuwen van onze jaartelling kent de glaskunst een grote bloei in Belgisch Gallië en in Rheinland-Pfalz. Glas wordt vanaf dan een meer bekend en zeer divers product: juwelen, kunstvoorwerpen, tafelservies, lampen, recipiënten en flessen, mozaïektegels en ook het eerste glas voor ramen. Na de val van het Romeinse Rijk wordt de traditie van de glasbewerking voortgezet in het Westen en ook in het Byzantijnse keizerrijk en de islamitische wereld.
Rheinland-Pfalz
Er zijn bewijzen gevonden van glasproductie in Keulen sinds het begin van onze jaartelling. Er werd toen veel glas in vele varianten gemaakt, in natuurlijk groen of groenblauw, of ook kunstmatig gekleurd in geel, amber, kobaltblauw of mangaanviolet.
De toepassing van warm getrokken glasdraden, slijptechnieken, graveren en sculpteren zijn technieken die toen beheerst werden.
Ook andere productiecentra zoals Bonn en Nijmegen werden in de Rijstreek ontdekt.
Het Byzantijnse keizerrijk
Byzantijns mozaïekwerk uit de 10de-13de eeuw verwerft een grote bekendheid over de grenzen van het keizerrijk heen en wordt op grote schaal geëxporteerd.
Het vakmanschap van Byzantijnse meester-glasbewerkers wordt bewierookt door de monnik Theophilus, de auteur van het werk De diversis artibus uit de eerste helft van de 12de eeuw. Hij beschrijft minutieus de productie van recipiënten in gekleurd glas, met veelkleurige en vergulde decoraties van email.
De islamitische wereld
Vanaf de 8ste eeuw doet ook de islamitische beschaving dankzij de algemene vrede van zich spreken door rijkelijke en weelderige creaties die wat kwaliteit en variatie van de toegepaste technieken betreft in niets moet onderdoen voor Hellenistisch en Romeins glaswerk.
Vanaf de eeuwwisseling naar de 12de eeuw is de glasbewerking in volle bloei, met grote centra in Aleppo, Damascus en Fustat (het oude Caïro); hun glaskunst, die sterk gericht is op emailleren en vergulden, dringt via de oorlogsbuit van de kruistochten tot in Europa door.
DE GROTE MIJLPALEN IN DE GESCHIEDENIS VAN HET GLAS: OP ZOEK NAAR KRISTAL
De zoektocht naar een zuiver, doorzichtig en kleurloos materiaal zoals bergkristal (een kwartssoort) zal van de 15de tot de 18de eeuw de grootste bekommernis van de Europese glaskunst uitmaken.
De term kristal verwijst aanvankelijk, vanaf de 15de eeuw, naar Venetiaans natronkalkglas, dat zijn zuiverheid in hoofdzaak dankt aan hoogkwalitatieve grondstoffen en aan het gebruik van het ontkleuringsmiddel mangaan. Daarna is het de benaming voor kaliumkalkglas dat omstreeks 1680 door de Boheemse glasproducenten wordt ontwikkeld.
Maar geen enkele van deze glassoorten, die geen loodoxide bevatten, wordt vandaag nog als echt kristal beschouwd: volgens de CEE-normen moet kristal minstens 24% loodoxide bevatten.
Het kristal wordt verder ontwikkeld in Engeland. Daar ontdekt Georges Ravencroft omstreeks 1676 dat toevoeging van litharge en later van loodminium bij de mengeling van grondstoffen, de versmelting gemakkelijker en het glas stabieler maakt. Al snel zal deze helder klinkende grondstof, die zwaarder is en meer schittert als gewoon glas, in de productie van luxeartikelen furore maken.
Venetiaans natronkalkglas
In de oudheid bestaat glas uit een mengeling van siliciumdioxide, natrium en kalk. Op die basis verfijnen de Venetianen hun beroemd cristallo.
Er ontstaat een heel nieuw gevoel van esthetiek voor tafelserviezen: elegante en slanke vormen, met een voorliefde voor filigraan en millefiori, extreem dun uitgevoerd, met geblazen voetstukken, …
Het Venetiaanse glas dringt vanaf de 16de eeuw in heel Europa door en wordt het voorbeeld voor alle luxeglas; zijn vormen, versieringen en de kwaliteit van het glas zelf worden geïmiteerd. In België blinken glasproductiebedrijven in Antwerpen, Henegouwen en Luik daarin uit.
Glas op voet
Glas in Venetiaanse stijl, kleurloos, geblazen op een gesloten vorm; versiering: wapenschilden van de stad Antwerpen (afgehakte handjes) en van het marktgraafschap Antwerpen en van het Heilige Roomse Rijk (tweekoppige adelaar).
Zuidelijke Nederlanden, Antwerpen, tweede helft van de 16de eeuw
Inv. 286
Foto: IRPA
Kaliumkalkglas uit Bohemen
Om te vermijden dat er soda ingevoerd moest worden, kozen de middeleeuwse glasproducenten op het vasteland voor bosglas, ook varenglas genoemd, op basis van kaliumkalk. Deze soort glas wordt op het einde van de 17de eeuw verbeterd door de glasmakers in Bohemen – terwijl de Engelsen rond die tijd het loodkristal ontwikkelen.
De Venetiaanse esthetiek die toen in zwang was, komt in botsing met de technische beperkingen van een glas dat harder is om te blazen en dat minder goed in een vorm gegoten kan worden: het glas wordt zwaarder, dikker, de geblazen voeten worden achterwege gelaten en vervangen door massief glas. Het slijpen van facetten en prisma’s, diep graveren met een slijpsteen, naargelang de dikte en de weerstand van het te bewerken voorwerp, doen hun intrede.
Luxeartikelen in kristal
In de tweede helft van de 18de eeuw beginnen kristallen voorwerpen het uitzicht te krijgen dat ons vertrouwd is: de decoraties worden uitsluitend geslepen. Het monopolie van deze productiemethode is dan al niet meer in handen van Groot-Brittannië: vele continentale glasproducenten beginnen zich aaneen te sluiten.
Omstreeks 1760 – 1770 richt Sébastien Zoude in Namen de eerste kristalfabriek van het continent op. Dit is het echte begin van de kristalproductie in België die met namen als Vonêche, Zoude en met Val Saint Lambert in de hele wereld aan faam zal winnen.
DE GROTE MIJLPALEN UIT DE GESCHIEDENIS VAN HET GLAS: DE 19de EEUW
De 19de eeuw is de eeuw waarin kunst en wetenschap steeds dichter bij elkaar aansluiten. In deze eeuw wordt de glasproductie aanzienlijk gerationaliseerd en verder ontwikkeld.
Verdere exploratie en reproductie van stijlrichtingen en vakkennis uit het verleden gaan gepaard met een spectaculaire vooruitgang op het vlak van ovenrendement, de beheersing van stookparameters, de zuiverheid en de kwaliteit van de gebruikte materialen, het kleurenpallet, de decoratietechnieken, het maken van glas met specifieke eigenschappen, …
Surfend op de golf van de welvaart die de burgerij geniet, kent de markt van luxeglas een heropleving, terwijl de productie van vensterglas, spiegelglas, flessen en flacons een specifieke sector wordt die tot op industriële schaal uitgroeit.
Als eerste stap in de richting van mechanisatie ontstaat geperst glas, waardoor in een vorm gegoten decoraties gereproduceerd kunnen worden …
Terwijl hij het 1ste kwart van de 19de eeuw nog domineerde, ruimt de empirestijl geleidelijk plaats voor modetendensen die uit centraal Europa komen. Tegen het midden van deze eeuw heeft de romantische stroming een grote invloed op de glasproductie.
Flacon
Helder geblazen kristal, geslepen, gedecoreerd met een witte keramische plaat die aan de voorkant de hoofden van de gelauwerde Napoleon de eerste en van keizerin Marie-Louise die een diadeem draag en op de achterkant de jonge koning van Rome afbeeldt. Stop in zilver.
Kristalfabriek van Vonêche, België, omstreeks 1812
Inv. 496
Foto: Paul Louis
Empire De empirestijl
De empirestijl is typisch voor producten uit het eerste kwart van de 19de eeuw: helder geslepen kristal met sobere vormen, soms gevat in een elegant montuur van goud, zilver of brons, of ook met de slijpsteen gegraveerd glas (diepe reliëfgravure) – een discipline waarin de graveurs uit Duitsland en Bohemen uitblinken.
Centraal-Europa
Onder invloed van de mode in centraal Europa, met de Biedermeierstijl op kop, vertoont het geproduceerde glas vanaf de jaren 1830 een sterke tendens in de richting van kleur, samen met een voorkeur voor zware en massieve vormen met diep uitgesneden en complexe motieven.
Ook in deze periode lanceren de Franse kristalfabrieken de mode van het opaalglas.
De romantische stroming
De eerste grote internationale tentoonstelling – Londen, Crystal Palace, 1851 – is gewijd aan de triomf van gekleurd glas en de glorie van geslepen kristal die zich opmaakt voor een terugval die een kwarteeuw duren zal.
Onder impuls van het romantisme zijn het kopieën en imitaties die de hoofdrol opeisen en die aan de glasmakers de mogelijkheid bieden om opnieuw aan te knopen met de technieken uit het verleden of om technieken uit het oosten te verkennen.
Weldra zal de wind van de esthetische vernieuwing waaien …
DE GROTE MIJLPALEN IN DE GESCHIEDENIS VAN HET GLAS: KUNST EN INDUSTRIE
Nadat hij zijn rijke nalatenschap in kaart heeft gebracht, voegt de glassector die samen tot een vernieuwende esthetiek: na de tweede helft van de 19de eeuw verschijnen stilaan nieuwe esthetische trends en stellen de ontwerpers zich ter beschikking van de industrie.
Deze trends lopen samen in één internationale stroming, de artnouveau, met als grote protagonisten Gallé, Daum, Tiffany of Loetz, …
Gesteund door getalenteerde ontwerpers luidt Val Saint Lambert het rijkste hoofdstuk van zijn bestaan in.
Los daarvan ontwikkelen de Franse keramische ingenieurs Henri Cos en Georges Desprez in hun eigen ateliers een fascinerend materiaal: de glaspasta is geboren.
Emile Gallé
Als overheersende figuur van de art nouveau ontwikkelt Emile Gallé een verbazende diversiteit aan technische procedés en maakt hij glas via esthetische innovaties tot een kunstvoorwerp en een collectorsitem.
Afgezien van serieproductie van veellagig en met behulp van zuur gegraveerd glas, werkt Gallé een persoonlijke experimentele productiestijl uit. Deze vaas is daar een schitterend voorbeeld van.
Emile Gallé
Schaal op voet “met akelei”
Dubbellaags ivoorkleurig en roze glas en ivoorkleurig en groen filigraanglas, bewerkt en met zuur gegraveerd
Gesigneerd door Gallé, met festoenen versierde warm bewerkte kraag, inlegwerk, patina, gegraveerd decor.
Frankrijk, Nancy, omstreeks 1902
Inv. 465
Foto: Paul Louis
Val Saint-Lambert en zijn ontwerpers
In de designafdeling van Val Saint Lambert dragen getalenteerde ontwerpers bij tot de grote stilistische bewegingen aan het einde van de 19de en de 20ste eeuw.
De Fransen Eugène en Désiré Müller zorgen voor de doorbraak van de stijl “school van Nancy”, gelanceerd door Gallé, met hun fluogegraveerde vazen, terwijl zich een originelere stroming ontwikkelt die “stroming van de Velde” genoemd wordt, met massieve vazen uit gedoubleerd glas, versierd met diepe en gewelfde insnijdingen.
Glaspasta
Dit materiaal opent nieuwe artistieke mogelijkheden, maar glaspasta is nauwelijks geschikt voor serieproductie.
Glaspasta is verpulverd of gebroken glas dat in een vorm gedaan en daarna verwarmd wordt tot de verschillende componenten aan elkaar klitten. Enkele kristalfabrieken interesseren zich aan het begin van de 20ste eeuw voor deze productiemethode: we vermelden hier de vruchtbare samenwerking tussen Amalric Watler en de kristalfabriek Daum en de onnavolgbare proeven van Adolphe Lecrenier in Val Saint Lambert.
Tijdens het interbellum zorgen François Décorchement, Argy-Rousseau en Georges Despret voor het voortbestaan van de techniek van de glaspasta in buitengewone creaties met een uitzonderlijke verfijndheid en subtiliteit die ze in serie maar ook als unieke werken produceren.
MILESTONES IN THE HISTORY OF GLASS: GLASS AND ART DECO
De nasleep van de grote oorlog … Europa zal nooit meer zijn zoals vroeger! Vanaf het einde van de 19de eeuw staan grote omwentelingen op til, de glasindustrie zet grote middelen in voor de moeilijke overgang van een handwerksnijverheid naar de industrie, van de potoven naar de tankoven, van mondgeblazen naar mechanisch geblazen glas, ….
Het landschap van de glasindustrie wordt grondig hertekend. Samen met de toegenomen concurrentie breken er voor de Europese glassector moeilijke tijden aan.
In de jaren 1920 zijn we volop in het tijdperk van de art deco met zijn geometrische stijl, die meesterlijk beheerst wordt door Ené Lalique, die zijn opmerkelijk talent toespitst op de serieproductie van geperst glas. België onderscheidt zich door opmerkelijke productie van Val Saint Lambert en uit het centrum van het land.
Elektriciteit opent voor de ontwerpers geheel nieuwe mogelijkheden. Onafhankelijke kunstenaars zoals Marinot, Navarre en Heiligenstein bewandelen de weg van de kunst om de kunst. Ze maken unieke en zeer gevraagde stukken die het begin inluiden van de studioglaskunst.
Zweden, Nederland en Italië gaan hun eigen weg en ontwikkelen originele trends terwijl Frankrijk de bijzondere traditie van de glaspasta voortzet
René Lalique
Kunst binnen het bereik van zoveel mogelijk mensen …
Zich toeleggend op de productie van mooie gebruiksvoorwerpen tegen zo laag mogelijke kosten met behulp van massaproductietechnieken, belichaamt René Lalique (1860 – 1945) de incarnatie van kunst en industrie op alle vlakken van het moderne leven, de beeldhouwkunst, de architectuur, van tafelkunst tot verlichting, van parfumerie tot juwelen, van auto’s tot pakketboten.
De glasfabrieken van het Centrum
Als belangrijke locatie voor de Belgische holglasfabricage is de streek van het Centrum (La Louvière, Manage, …) tussen deze artistieke producties nauwelijks opgevallen tot de glasfabriek van Scailmont de Fransman Charles Catteau ertoe uitnodigt hedendaagse projecten op touw te zetten. Als artistiek directeur van de porseleinfabriek Boch Keramis, en nieuwe aanhanger van de art deco die hij in de Ecole Industrielle van La Louvière aanleert, maakt Catteau talrijke roepingen wakker.
De producties uit deze periode rivaliseren moeiteloos met de creaties van Val Saint-Lambert.
DE GROTE MIJLPALEN IN DE GESCHIEDENIS VAN HET GLAS: DE ARTISTIEKE AUTONOMIE
Na de bevestiging van de essentiële rol van de ontwerpers tekenen zich na het interbellum twee grote strekkingen af, die zich na de Tweede Wereldoorlog verder zullen ontwikkelen.
De eerste bestaat erin om gebruik te maken van het talent van de ontwerpers binnen de industrie zelf, via studio’s en creatieve vestigingen, maar zonder daarbij de bedrijfseconomische wetmatigheden uit het oog te verliezen. De nauwe samenwerking die zo ontstaat, leidt in de jaren vijftig tot de triomf van het design.
Als individuele stroming, heeft de tweede strekking niets te maken met de doelstellingen van een privéonderneming, welke ook de band is die ze daarmee heeft. Naar het voorbeeld van Maurice Marinot en diens gelijken, gaat het er voor de artiesten vooral om zich “met glas” te kunnen uitdrukken. Vanaf de jaren 1980 wordt zo de komst aangekondigd van een materiaal dat een industrieel etiket draagt maar een volwaardig artistiek medium is.
Het design
Bij de kristalfabrieken van Val Saint-Lambert bevindt zich het creatieve proces sinds de art nouveau, toen een groot aantal externe samenwerkingsverbanden ontstond, haast uitsluitend in één interne afdeling die verantwoordelijk is voor creaties. Vanaf de jaren 1960 stelt het merk zich geleidelijk open voor externe kunstenaars. Al dan niet Belgische kunstenaars, al dan niet opgeleid, worden aangemoedigd om zich via het glas creatief te uiten. Een eerste samenwerking ontstaat in 1961 met de kunstenaar en designer Charles Conrad, geboren in Antwerpen in 1912. Andere bekende kunstenaars zoals René Delvenne, Nanny Still, Samual Herman en Harvey Littleton zetten deze artistieke beweging die eigen is aan studioglaskunst binnen Val Saint-Lambert door.
Workshopglaskunst
In 1962 bewees Harvey Littleton dat warm glas ook buiten het industriële circuit gevormd kan worden: dit is het begin van de internationale wokshopglaskunst.
Terwijl dit Amerikaanse model naar Europa uitzwermt, sluit het zich aan bij onafhankelijke initiatieven van enkele grote pioniers zoals Erwin Eisch. De Tsjechische kunstenaars, met Stanislas Libenski voorop, trekken de kaart van de industriële ondersteuning waardoor de weg van monumentaal beeldhouwwerk bewandeld kan worden.
De hedendaagse glaskunst
In de hedendaagse kunst is glas op meerdere manieren aanwezig. De trends zijn haast zo talrijk als het aantal designers. Elk past zijn eigen kunstconcept, zijn eigen methode en zijn eigen techniek toe. Ook al veronderstelt glasbewerking zeer gedegen ambachtelijke vaardigheden, toch willen alle glasbewerkers als kunstenaars beschouwd worden en niet als kunstenaars-decorateurs of als vaklui. Allemaal bewandelen ze echter de weg die leidde tot een breuk tussen het “medium” glas en het etiket van industrieel materiaal dat eraan kleefde.