Glas Museum




Als de mijnbouw en de staalproductie voor de hand liggen als je het over Charleroi hebt, is dat minder het geval als je het over glas hebt. En toch is Charleroi al meer dan drie eeuwen een belangrijk centrum voor de productie van vlakglas. Aan het begin van de 20e eeuw had de glasindustrie meer dan 9.000 mensen in dienst en dankzij Charleroi was België de grootste exporteur van vlakglas ter wereld. Charleroi stond ook aan de spits van technische innovatie, met de introductie van de tankoven in de jaren 1880 en de ontwikkeling van de verticale vlakglastrekmachine door de ingenieurs Fourcault en Gobbe in 1902.
Dit glorieuze verleden moest bewaard blijven. Kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog lanceerden de Belgische Vereniging “ter bevordering van de studie van glas en kiezelhoudende verbindingen” en de burgemeester van Charleroi, Joseph Tirou, het project voor de bouw van een glasmuseum. In 1950 werd een eerste overeenkomst ondertekend voor de bouw, op kosten van de Belgische staat, van een gebouw waarin het Institut national du Verre en dit toekomstige museum zouden worden ondergebracht en waarvan het beheer aan het gemeentebestuur zou worden toevertrouwd. De stad Charleroi besluit de collectie van Raymond Chambon aan te kopen: hij is de toekomstige conservator van het museum en heeft een buitengewone verzameling voorwerpen bijeengebracht die de geschiedenis van het glas door de eeuwen heen illustreren. Het Musée du Verre werd op 25 juni 1973 met veel tamtam ingehuldigd in aanwezigheid van Prins Albert en Eerste Minister Edmond Leburton. Het ontwerp en de presentatie van het museum werden geprezen door de critici en de scenografie was resoluut educatief, om zoveel mogelijk mensen in staat te stellen glas te begrijpen aan de hand van wetenschap, technieken, geschiedenis en artistieke stromingen.
Na meer dan 30 jaar in het stadscentrum verhuisde het in 2007 naar de locatie Bois du Cazier, in de voormalige lampenfabriek van de kolenmijn. Sindsdien worden er allerlei activiteiten georganiseerd, zoals de glasdagen (in de oneven jaren), een focus op hedendaagse kunstenaars, een inleiding tot glasblazen in het atelier (spinnen, fusen, thermovormen, enz.), symposia en conferenties, enz.
De oorspronkelijke collectie bestond uit iets meer dan 1000 objecten die het verhaal vertellen van glas sinds de Myceense tijd, maar is de afgelopen 50 jaar aanzienlijk gegroeid. Vandaag zijn er niet minder dan 6.000 objecten of groepen van objecten in de collectie. Een iconografische collectie maakt de collectie compleet. De collectie wordt verrijkt door schenkingen en aankopen. Het doel van de collectie is al 50 jaar onveranderd: onze kennis van kunst, geschiedenis en technologie vergroten door middel van objecten die hun ontwikkeling door de eeuwen heen illustreren.